Hieronymus

Hieronymus van Stridon (332 – 420) is één van de meest geleerde kerkvaders, en tevens één van de weinige kerkvaders die het Hebreeuws machtig was. Hij is het meest bekend om zijn Latijnse Bijbelvertaling: de Vulgaat, die tot in de 20e eeuw gebruikt is in de Roomse kerk. Verder is hij bekend vanwege zijn Bijbelcommentaren, zijn brieven en de soms hevige twisten die hij daarin voert.
Hieronymus is geboren in Stridon uit Christelijke ouders, en kreeg van zijn niet onbemiddelde vader een opvoeding in de wetenschappen en de Christelijke religie. Toen hij nog catechumeen was werd hij door zijn vader naar Rome gestuurd, waar hij in de talen onderwezen werd door de beroemde (heidense) taalkundige Aelius Donatus. Ook studeerde hij daar retorica en oefende hij zich in de welsprekendheid.
In zijn tijd in Rome leidde hij een leven in wellusten, maar toen hij wat ouder geworden was beterde hij zijn leven. Hij deed afstand van wereldse genoegens, werd gedoopt, en richtte zich voornamelijk op de studie. Het verlangen om te studeren heeft hem heel zijn verdere leven gedreven. Niet alleen las hij veel, maar hij schreef ook veel boeken over voor zijn eigen bibliotheek, of vertaalde die.
Ook maakte hij verre reizen. Zo bracht hij een tijd in Trier door om daar boeken over te schrijven, onder andere die van de kerkvader Hilarius. Daarna vertrok hij voor een tijd naar Aquilea, waar in die tijd de bisschop Valerianus actief was. Deze bisschop werd niet alleen geacht om zijn onberispelijke leven en zuiver geloof, maar probeerde ook om zoveel mogelijk geleerde en deugdzame mannen bijeen te brengen.
Vanuit Aquilea vertrok Hieronymus naar de eenzaamheid in het oosten. Hij vermeed de drukte van Rome en wilde ook niet in zijn geboorteplaats wonen, zodat hij niet voortdurend lastiggevallen zou worden door zijn familie. Daarnaast wilde hij in de eenzaamheid wonen om de lusten te ontvlieden en om zich aan de studie te wijden. Hij vestigde zich met een paar vrienden in de woestijn op de grens van Syrië en Turkije. Daar leidde hij een streng leven, mogelijk daardoor was hij vaak ziek. Hij schreef later zelf: ik heb in die woestijn alle denkbare ziekten ondergaan. Ook legde hij zich hier toe op de studie van het Hebreeuws, bij een Jood, die Christen en heremiet was. In de woestijn bleef hij wel in contact met de buitenwereld. Hij hield schrijvers in dienst en brieven aan hem werden naar Antiochië gestuurd.
Na verloop van tijd kreeg hij ruzie met Paulinus de bisschop van Antiochië die hem tot priester wilde wijden, wat Hieronymus absoluut niet wilde. Uiteindelijk kwamen ze overeen dat Hieronymus tot priester gewijd zou worden, maar zou dat hij niet verplicht was om de taken van een priester te vervullen.
In het jaar 380 verliet hij Bethlehem om in Constantinopel les te volgen bij Gregorius van Nazianze. Rond die tijd werd daar het tweede concilie van Constantinopel gehouden, waardoor hij verschillende kerkleraren kon ontmoetten, zoals Gregorius van Nyssa, de broer van Basilius,
In 382 vertrok Hieronymus met Epiphanius van Salamis en bisschop Paulinus van Antiochië naar paus Damasus van Rome, die een concilie bijeengeroepen had, waardoor er dus opnieuw veel kerkleraren aanwezig waren, onder andere Ambrosius van Milaan. Paus Damasus was zeer gesteld op Hieronymus, vanwege zijn grote geleerdheid en zijn ascetische leven. Daarom vroeg hij hem om te blijven als zijn secretaris. Ook moedigde Damasus hem aan om de Latijnse vertaling van het Nieuwe Testament te verbeteren.
Na het overlijden van paus Damasus vertrok Hieronymus in het jaar 385 weer naar het oosten. In Antiochië ontmoette hij Theophilus, die daar inmiddels bisschop geworden was, en Didymus de blinde, van wie hij al lang wilde leren wat hij nog niet begreep uit de Bijbel. Hij bleef daar een hele maand en nam de tijd om hem alle vragen te stellen die hij had over de Heilige Schrift.
Vervolgens reisde hij naar Bethlehem waar hij zich nu definitief vestigde. Door Paula, een vermogende weduwe uit Rome, werden twee kloosters gebouwd: één voor de mannen en één voor de vrouwen. Beide kloosters werden door Hieronymus bestuurd. Hij verdiepte zich opnieuw in het Hebreeuws en nam les bij een Jood met de naam Barhanina, die hem ’s nachts les kwam geven omdat hij bang was dat hij anders gezien zou worden.
In het bijzonder in deze jaren heeft Hieronymus veel geschreven en nagelaten. Hij schreef veel brieven, waarvan ook een aantal een polemisch karakter hadden. Hij kreeg een flinke ruzie met Ruffinus, vanwege diens voorliefde voor Origenes, zodat hun afkeer naderhand groter en scherper was dan hun vriendschap ooit geweest was. Overigens had Hieronymus zelf ook wel bewondering voor Origenes, maar dat betrof met name zijn exegese. Verder correspondeerde hij met Augustinus, met wie hij door een vriend in contact was gekomen.
Hieronymus voltooide nu ook de Vulgaat, waarbij hij voor de boeken van het Oude Testament terugging op de Hebreeuwse vertaling, in tegenstelling tot de andere Latijnse vertalingen. Augustinus was het hier overigens niet mee eens, en schreef hem in het jaar 395 een brief, om hem te vragen liever de beste Griekse vertalingen van de Schrift te gebruiken dan de Hebreeuwse.
Zijn kennis en geleerdheid paarde Hieronymus met een enorme ijver. Zo schreef hij bijvoorbeeld in één nacht een geschrift om de dwalingen van Vigilantius te weerleggen, en vertaalde hij de Bijbelboeken van Salomo: Spreuken, Prediker en Hooglied in slechts 3 dagen.
Hoewel hij een vurig karakter had, en regelmatig in twist verzeil raakte, droeg hij ook op deze manier bij aan de orthodoxe leer. Zo was hij in 412 de eerste die tegen de dwalingen van Pelagius schreef (in zijn brief aan Ctesiphon) hoewel hij Pelagius daarin niet bij name noemt. Daarnaast had hij veel respect voor Gods woord. In de inleiding van zijn commentaar op Jesaja schrijft hij: zoals de Apostel Paulus spreekt: de Christus is de kracht van God en de wijsheid van God, 1 Kor. 1:24. Bovendien kent wie de Schriften niet kent, daardoor ook God en Zijn wijsheid niet, en het is duidelijk dat het niet kennen van de Schriften, het niet kennen van Jezus Christus is.
Ondanks de pennenstrijd die hij met Augustinus gevoerd had, toonde Augustinus veel bewondering voor Hieronymus. Zo vroeg hij hem bijvoorbeeld zijn mening over de woorden van Jacobus: want wie de gehele wet zal houden, en in een zal struikelen, die is schuldig geworden aan alle, Jac. 2:10. In die brief toont hij niet alleen dat hij waarde hecht aan het oordeel van Hieronymus, maar schrijft hij eveneens: want ik beklaag de man die, met het oog op de onvermoeide arbeid en het gewijde karakters van uw studies, u op grond van die beide de eer niet geeft die u verdient, en ik zeg onze Heere God dank, door wiens genade u bent wat u bent. Na een arbeidzaam leven is hij in het jaar 420 gestorven. Zonder twijfel, aldus Adrianus van Loo (de vertaler van zijn brieven, waaraan ik zijn levensbeschrijving heb ontleend) één van de verstandigste, geleerdste en deugdzaamste mannen van zijn tijd.