1. Een man was rijk. Nadat Hij gezegd had: niemand kan twee heren dienen, gij kunt God niet dienen en de mammon, Luk. 16:13, en Hij berispt werd door de Farizeeën, die hebzuchtig waren, geeft Hij een voorbeeld, of liever: drukt Hij de waarheid uit door een voorbeeld en een gelijkenis. Overigens moet men niet spreken van een gelijkenis waar er namen genoemd worden. Het is een gelijkenis als een voorbeeld gegeven wordt en de namen verzwegen worden. Als er werkelijk gesproken wordt over Abraham, Lazarus, de profeten en Mozes, dan gaat het over een echte Lazarus. Als Abraham echt is, dan is Lazarus ook echt. Wij lezen de geschiedenis van Abraham, maar wij lezen die van Lazarus niet. Evenwel heeft Hij die Lazarus gemaakt heeft ook Abraham gemaakt. Als Hij spreekt over een echte Abraham, dan begrijpen wij dat Lazarus ook echt is. Waarlijk, een fictief persoon, dus een leugen, kan ook niet overeenstemmen met de waarheid. Een man was rijk. Zie de barmhartigheid van God. De arme Lazarus wordt genoemd, omdat hij heilig was, maar deze trotse rijke wordt zelfs niet waardig geoordeeld een naam te krijgen. Een man was rijk, ik zeg een man, omdat hij is voorbijgegaan als een schaduw. Een man was rijk en hij bekleedde zich met purper en linnen. De aarde, stof en as, droeg purper en zijde. En hij bekleedde zich met purper en linnen, en hield elke dag schitterende feesten. Zoals zijn kleding was, was zijn voedsel, zoals bij ons, zoals ons voedsel is, zo is onze kleding.
2. En er was een bedelaar, genaamd Lazarus. Lazarus betekent: die geholpen wordt, niet hij die helpt, maar hij die geholpen wordt. Hij was inderdaad arm, en in zijn armoede hielp God hem. Die vlakbij zijn poort lag, vol met zweren. Deze rijke, bekleed met purper en weelderig, wordt niet beschuldigd omdat hij hebzuchtig geweest is, noch omdat hij het goed van een ander genomen had, noch omdat hij een overspeler geweest is, noch omdat hij iets kwaads gedaan had, alleen zijn trots wordt veroordeeld in hem. O allerongelukkigste van alle mensen, u ziet hem, die een deel van uw lichaam is1Alle mensen zijn broeders, afstammelingen van één vader. Daarom zijn als één lichaam, en moeten zij elkaar helpen., voor uw poort liggen, en hebt u geen medelijden? Als u geen acht slaat op de geboden van God, heb tenminste medelijden met uw toestand en vrees dat u zelf ook zo wordt2Als de eerste reden niet voldoende zou zijn, dan zou de rijke moeten bedenken dat hij zelf ook geholpen zou willen worden als hij in die toestand zou verkeren.. Wat hebt u te midden van uw overvloed aan dat wat voor u overbodig is? Wat u wegwerpt, geef dat als aalmoes aan dit lid van uw lichaam. Ik zeg niet dat u afstand moet doen van uw rijkdommen, maar wat u wegwerpt, de kruimels die van uw tafel vallen, geef die als aalmoes aan dit lid van uw lichaam3De derde reden om te helpen, de rijke had zoveel goederen dat hij die niet zou missen als hij ze aan Lazarus gaf.. Die vlakbij zijn poort lag. Hij lag precies daarom vlakbij de poort, om in zijn lichaam de wreedheid van de rijke te tonen. Hij lag precies daarom vlakbij de poort, zodat de rijke niet kon zeggen: ik heb hem niet opgemerkt, hij lag in een hoek, ik kon hem niet zien, niemand heeft me hem aangewezen. Hij lag voor de poort, u hebt hem gezien toen u naar buiten en naar binnen ging. Terwijl uw groep slaven en dienaren u vergezelde, lag hij daar met zijn zweren. Als uw ogen zich niet verwaardigden zijn verrotte vlees te zien, hebben dan tenminste uw oren zijn stem niet gehoord? Hij was niet anders dan één zweer: heel zijn lichaam was bedekt met zweren, zodat de omvang van zijn lijden de omvang van de barmhartigheid zou vergroten4Want hoe ellendiger de persoon er aan toe is die geholpen wordt, hoe prijzenswaardiger de hulp is.. Die vlakbij zijn poort lag, vol met zweren, verlangend om zich te verzadigen met de kruimels die vielen van de tafel van de rijke. De zieke zou nog enige troost hebben als hij rijk is, maar als de armoede zich voegt bij de grootte van de zwakheid, dan blijft er een dubbele zwakheid over. De zieke heeft altijd aangename dingen nodig, hij kan niets verdragen wat niet aangenaam is, daar heeft hij een afkeer van. Hoe groot is het lijden van deze mens dan! Getroffen door een dergelijk letsel denkt hij niet aan de pijn van zijn plaag, maar aan de honger. Verlangend om zich te verzadigen met de kruimels die vielen van de tafel van de rijke. Het is alsof hij tot de rijke sprak: de kruimels die van uw tafel komen zijn voor mij voldoende, wat u van uw tafel gooit, geef mij dat als aalmoes, haal voordeel uit uw afval. Maar de honden kwamen zelfs om zijn zweren te likken. Waartoe niemand zich verwaardigde om dat te wassen en te verzorgen, dat likken de beesten teder.
3. Welnu, het gebeurde dat de bedelaar stierf en dat hij door de Engelen gedragen werd in de schoot van Abraham. De rijke stierf ook en werd begraven, en in de hel, toen hij zijn ogen ophief… Wij hebben gehoord wat het lot van hun beiden op aarde was, zien wij nu wat het lot van hun beiden is in het hiernamaals. Wat tijdelijk was is voorbijgegaan, wat daarna komt is eeuwig. Beiden zijn gestorven, de één is ontvangen door Engelen, de ander door lijden. De één werd gedragen op de schouders van Engelen, de ander werd gebracht in een plaats van lijden. De één werd ontvangen in de vreugde in de schoot van Abraham, de ander wordt verslonden door de hel5Hieronymus gebruikt hier het woord Tartarus. En hij werd door de Engelen gedragen. Zo’n groot lijden wordt plotseling veranderd in heerlijkheid. En hij werd door de Engelen gedragen. Hij werd zo geleid zodat hij niet zou lijden tijdens de reis. Hij wordt gedragen na zulke grote smarten, omdat hij bezweken was. En hij werd door de Engelen gedragen. Eén Engel alleen was niet voldoende om de arme te dragen, daarom komen er veel, die zo een vreugdekoor vormen. Hij werd door de Engelen gedragen. Elke Engel verheugde zich om deze last te dragen, zij dragen deze lasten gewillig, om mensen in het hemels koninkrijk te brengen. En hij werd geleid, hij werd gedragen in de schoot van Abraham. Niet dichtbij Abraham, maar in de schoot van Abraham, om hem te strelen, om hem te troosten, om hem als een zeer barmhartige vader in zijn schoot te houden en te troosten.
De rijke stierf ook en werd begraven, de aarde is weergekeerd tot de aarde. En in de hel, toen hij zijn ogen ophief… Let op de letterlijke betekenis van deze woorden. In de hel, toen hij zijn ogen ophief. Want Lazarus was boven, hij beneden. Hij sloeg zijn ogen op om naar hem op te kijken, niet om op hem neer te zien. Toen hij zijn ogen ophief, toen hij te midden van de kwellingen was. Hij was volledig ondergedompeld te midden van de kwellingen. Alleen zijn ogen waren vrij, zodat hij de vreugde van de ander zou zien. Men liet zijn ogen vrij om hem nog extra te kwellen, want hij bezit niet wat de ander bezit. De rijkdommen van de ander zijn de kwellingen van hen die in armoede verkeren. Toen hij zijn ogen ophief, toen hij te midden van de kwellingen was. De één wordt gedragen door veel Engelen, de ander valt ten prooi aan oneindige martelingen. Toen hij te midden van de kwellingen was. Er is niet geschreven: te midden van de kwelling, maar: te midden van de kwellingen. Ziedaar de beloningen van de rijkdom en de hebzucht. Hij zag Abraham van ver, hij zag hem alleen maar om gekweld te worden. En Lazarus in zijn schoot, het paradijs van de arme was de schoot van Abraham. Abraham van ver en Lazarus in zijn schoot. Men zou mij kunnen vragen: is het paradijs dan in de hel? Ik zeg dit omdat het ware paradijs niet in Abrahams schoot is, maar ik zeg ook dat de schoot van de heiligen het paradijs is6Hieronymus was van mening dat het paradijs pas geopend werd na de dood van Christus, en dat daarom de rijke man en Lazarus beiden in de hel (of het dodenrijk waren), maar in een ander deel. Verder geeft hij aan dat de schoot van de heiligen toch op een bepaalde manier het paradijs genoemd kan worden, omdat dit een voorproef is van het ware paradijs..
4. En hij riep uit, want de kracht van zijn kwellingen deed hem luid roepen: vader Abraham, heb medelijden met mij! Vader Abraham! Hoewel ik ten prooi ben voor de kwellingen, noem ik u vader. Zoals de zoon die al zijn goederen doorgebracht had ‘vader’ zei, zo doe ik ook, hoewel ik in de kwellingen ben, noem ik u vader. Ik noem u mijn vader door de natuur, hoewel ik u door mijn schuld als vader heb verloren. Heb medelijden met mij! Maar in de hel, wie zal U daar loven, Psalm 6:6? Het is tevergeefs als u boetvaardig bent op een plek waar geen plaats is voor boetvaardigheid. Het zijn de kwellingen die u dwingen om boetvaardig te zijn, het is niet de gesteldheid van uw geest. Heb medelijden met mij! Abraham is heilig, hij is heilig en gelukzalig, en wij haasten ons naar zijn schoot. Maar ik weet niet of hij die in de hel of in het hemels koninkrijk is medelijden kan hebben. De Schepper heeft medelijden met Zijn schepselen, één Medicijnmeester alleen is gekomen om doden te genezen: de anderen hebben ze niet kunnen genezen. Zend Lazarus, opdat hij het uiterste van zijn vinger in het water dope! Zend Lazarus! U vergist u, ellendige. Abraham kan niet zenden, maar hij kan ontvangen. Opdat hij het uiterste van zijn vinger in het water dope. Zie de consciëntie van de zondaar, hij durft niet de hele vinger te vragen. Om mijn tong te verversen, want ik word gemarteld in deze vlam. Om mijn tong te verversen, want zij heeft veel trotse woorden gesproken. Waar de zonde is, is ook de straf. Om mijn tong te verversen, want ik word gemarteld in deze vlam. Jacobus spreekt in zijn brief over het kwaad van de tong: het is een klein lid, maar het beroemt zich op grote dingen, Jac. 3:5. Waar meer zonde is, zijn meer kwellingen. U verlangt nu water, u die voorheen het heerlijkste voedsel at.
5. En Abraham zei tegen hem: mijn zoon, herinner u dat u uw goederen tijdens uw leven hebt ontvangen. Zie dat hij zegt: ‘uw goederen’, maar het zijn geen goederen. Dat, waarvan u dacht dat het goederen waren, dat hebt u ontvangen. U kunt niet en op aarde en hier regeren. De rijkdommen kunnen niet en op aarde en in het hiernamaals bezeten worden. En Lazarus insgelijks zijn kwaden. Als wij ziek zijn, als wij arm zijn, als wij overweldigd worden door ziekte of kou, als wij geen onderdak hebben, laten wij ons dan verheugen, laten wij dan blij zijn, en de kwaden tijdens ons leven aannemen. Als het gewicht van onze zwakheid en van onze ziekte ons verplettert, laten wij dan aan Lazarus denken. En dat is niet alles, want tussen ons en u is een grote afgrond. Hij kan niet weggehaald worden, hij kan niet gedempt of overbrugd worden. Wij kunnen hem zien, maar wij kunnen hem niet oversteken. Wij, wij zien dat waaraan wij ontsnapt zijn, en u, u ziet wat u hebt verloren. Onze vreugde is het toppunt van uw kwellingen en uw kwellingen zijn het toppunt van onze vreugde.
6. En hij zei tegen hem: ik vraag u dan, vader. Nog steeds ondergedompeld in de ellende, roept hij tot zijn vader. Ik vraag u dan, vader. U zou eertijds om Hem gevraagd moeten hebben, die waarlijk onze Vader is. Kent u de Vader, die uw broeder veracht, 1 Joh. 4:20? Om hem te zenden in het huis van mijn vader. Zie de verdorvenheid, zelfs te midden van de kwellingen drukt hij de waarheid niet uit. Want u ziet dat hij zegt: ik vraag u, vader. Dus Abraham is uw vader, en hoe zegt u dan: zend hem in het huis van mijn vader? U hebt uw vader niet vergeten, u bent niet vergeten dat deze vader u heeft verloren7Zijn vader is de wereld, daarop leefde hij in het lichaam. De vijf zintuigen noemt Hieronymus als zijn vijf broeders.. Aangezien u deze vader hebt, hebt u vijf broeders. U hebt vijf broeders: u hebt het gezicht, u hebt de reuk, u hebt de smaak, u hebt het gehoor, u hebt het voelen. Voorheen leefde u ten dienst van deze broeders, zij zijn het die u als broeders waren. Toen u deze broeders liefhad, toen kon u uw broeder Lazarus niet liefhebben. Het is terecht dat u uw broeder Lazarus niet liefhad, omdat u deze broeders liefhad8Wie de aarde als vader heeft, heeft zijn zintuigen als broeders en wil hen goed doen. Wie God als Vader heeft, heeft de mensen als broeders en wil hen goed doen.. Deze broeders houden niet van de armoede. Uw broeder was uw oog, uw broeder was uw oor, uw broeder was uw reuk, uw broeder was uw smaak, uw broeder was uw voelen. Deze broeders, die uwe waren, hielden van de rijkdommen, zij konden de armoede niet zien. Want ik heb vijf broeders, dat hij hun zijn getuigenis geve. Het zijn deze broeders die u in deze kwellingen gezonden hebben, deze broeders kunnen niet gered worden, tenzij ze sterven9Alles van het lichaam moet verwaarloosd worden, wil het lichaam behouden worden.. Opdat zij ook niet komen in deze plaats van kwellingen. Waarom wilt u deze broeders behouden, die de armoede niet liefhebben? Het is noodzakelijk dat deze broeders bij hun broeder wonen.
7. En hij zei tegen hem: zij hebben Mozes en de profeten, dat zij hen horen. Waarom vraagt u of Lazarus daarheen zou gaan? Zij hebben Mozes en de profeten. Mozes en de profeten zijn heengaan in grotten, schuilplaatsen, onder geitenvellen, Hebr. 11:37, 38. Zij waren arm als Lazarus, zij waren in de ellende en zij verdroegen de honger. Waarom vraagt u of ik Lazarus zend? Zij hebben Mozes hier in Lazarus, zij hebben de profeten in Lazarus. Mozes is ook Lazarus geweest, hij is arm geweest, naakt. Hij heeft gedacht dat de armoede van Christus een rijkdom was, die te verkiezen was boven de rijkdommen van Farao, Hebr. 11:26. Zij hebben eveneens de profeten. Zij hebben Jeremia die gezonden is naar een plaats vol modder, Jer. 38:6, en die zich voedde met brood der verdrukkingen. Zij hebben al de profeten, dat zij hen horen. Elke dag preken zij, Mozes en de profeten, tot uw vijf broeders, zij onderwijzen hen, zij leren hen. Zij roepen tot het oog, en wat zeggen zij? Zie niet naar het vlees, maar zie naar de geest. Wat wij gezien hebben, zegt de Schrift, wat wij gehoord hebben, wat onze handen getast hebben van het Woord van God, 1 Joh. 1:1. Hij onderwijst ook de oren, Hij onderwijst ook de geur, Hij onderwijst ook de smaak. Alle profeten en alle heiligen onderwijzen deze broeders.
8. En hij zei tegen hem: nee, vader Abraham, maar als iemand vanuit de doden hen komt bezoeken, zullen zij boetvaardig zijn. Zonder dat wij ons dat bewust zijn wordt hier een artikel van het geloof geopenbaard, wat gezegd wordt betekent iets anders. Hij weet dat zijn broeders niet behouden kunnen worden, tenzij iemand opstaat uit de doden. Want de Joden hoorden alleen Mozes en de profeten, en voor hen is niemand opgestaan uit de doden, daarom had onze Zaligmaker zulke broeders10De Heere had deze broeders, of zintuigen, om de mensen te behouden. Hij stond op uit de doden om ook deze broeders te behouden.. Maar als iemand hen uit de doden komt bezoeken, zullen zij boetvaardig zijn. Als iemand uit de doden komt, ik weet niet wie komt. Want ik verdien het niet, terwijl ik in de straf ben, om Hem te kennen die zal opstaan. Maar ik weet dat Hij die uit de doden zal opstaan en die zal preken, dat diezelfde deze broederen kan behouden. Hij heeft de oren behouden, want Hij zegt: dat hij die oren heeft om te horen, hore, Mat. 11:15. Hij heeft de ogen behouden, want Hij zegt: de lamp van uw lichaam, is uw oog, Mat. 6:22. Met betrekking tot de reuk zegt de Apostel: wij zijn de goede geur van Christus, 2 Kor. 2:15. Met betrekking tot de mond zegt de Psalmist eveneens: smaakt en ziet hoe goed de HEERE is, Psalm 34:9. Hij behoudt insgelijks het voelen. Op een bepaalde manier spreekt Johannes over al deze broeders. Dat wat wij gezien hebben, zegt hij, wat wij gehoord hebben, wat onze handen getast hebben, 1 Joh. 1:1. Deze broeders zijn behouden door de opstanding van de Heere. Want deze broeders waren ook zo in ons, voordat Christus ze opwekte. Mijn oog zag verkeerd, het leidde mij op de weg van een prostitué. Ik kon mij niet tevredenstellen met het zien van de schoonheid van een ander, maar ik brandde om de schoonheid van een ander. Voorheen leed ik door het oor, want ik genoot ervan om naar liedjes te luisteren en had er plezier in om schandelijke woorden te horen. Ik genoot van geuren, geen goede, maar kwade, omdat zij mijn ziel doodden. Noch de aarde, noch de zee konden aan mijn vraatzucht voldoen, alle slaven stonden ten dienst van mijn vraatzucht. Mijn voelen leidde mij in gevangenschap, ik genoot ervan om vrouwen te omhelzen. Ziet u hoe deze broeders, voor de opstanding van Christus, mij tot de dood leidden? Hij is gestorven en ik heb geleefd, Hij is gestorven en deze broeders zijn opgestaan. Ja, nog meer, zij zijn gestorven om te leven, zij zijn gestorven in het vlees om te leven in de Geest. Nu ziet mijn oog de Christus, nu hoort mijn oor niets anders dan de Christus, nu proeft mijn smaak Hem, mijn geur ruikt Hem, mijn gevoel omhelst Hem.
9. Maar hij zei tegen hem: als zij Mozes en de profeten niet horen. Zie hoe het woord van de Heere de ziel vormt en onderwijst. Als wij hebben gezegd dat deze broeders niet behouden kunnen worden, tenzij iemand opstaat van de dood, dan hebben wij geen enkele concessie aan Marcion of aan Mani gedaan, die het Oude Testament vernietigen. Want zij zeggen dat de ziel alleen behouden kan worden voor het Evangelie, zij vernietigen het Oude Testament. Maar Abraham vernietigt Hem niet die moet opstaan. Want hij zegt niet: laat ze Mozes en de profeten horen, waarom verwacht u Hem die moet opstaan? Als hij dat gezegd had, dan had hij het Evangelie vernietigd. Maar wat zegt hij? Als zij Mozes en de profeten niet horen, zelfs als er iemand opstaat uit de doden zullen zij hem niet geloven. U heb in Mozes geloofd, u zou ook in Mij moeten geloven, want het is van Mij dat hij geschreven heeft, Joh. 5:46. Zie dan wat Abraham zegt. U doet goed door Hem te verwachten die uit de dood moet opstaan, maar Mozes en de profeten preken nu juist dat Hij het is, die moet opstaan. Maar in hen is het de Christus die spreekt, als u hen hoort, dan moet u Hem ook horen.
10. Hier is veel te zeggen. De psalm die eveneens gelezen is, psalm 104, heeft ook een mystieke betekenis, en bovenal dit woord: de slang die Gij geformeerd hebt om met Hem te spelen, Psalm 104:26, en dit andere: het huis van Herodus11Ooievaars, erodii of herodii in de Vulgaat. is hun gids, Psalm 104:17. Alles is vol van geheimen, en ik zeg niet dat een uur, maar dat een dag met moeite genoeg zou zijn om die te verklaren. Maar aangezien wij hierna zullen overgaan in de vasten, als een gelegenheid zich aanbiedt en als de Heere ons die gelegenheid geeft, dan zullen wij eveneens de geheimen van deze passage proberen te verklaren. Nu is het voor ons voldoende om te spreken over Lazarus, en niet alleen over Lazarus maar ook over de rijke. Dat de kwellingen van de rijke ons afschrikken, dat de voorbeelden van de arme ons aanmoedigen. De Christelijke ziel, de ziel van de monnik12Hieronymus hield deze homilie voor de monniken die met hem in het klooster waren., de naakte ziel van hem die Christus naakt volgt, als zij een rijke ziet, als zij zich beklaagt om zijn rijkdommen en de pracht, dat zij dan denke aan deze rijke, dat zij de stem en de roep van deze rijke beschouwt, toen hij om de vinger van Lazarus vroeg.
11. Beschouw tegelijkertijd wat wij bijna vergeten zijn te benoemen. Men zou inderdaad kunnen zeggen, en daardoor een pervers leerstuk kunnen introduceren: dit wat afgebeeld wordt, is dat voor het oordeel of na het oordeel? Men zou kunnen zeggen: na het oordeel, en dat is waarom de één zijn straf ondergaat, en de ander zijn troost kent. En hoe wordt er dan gezegd: zij hebben Mozes en de profeten? Als het de Christus zelf is die onderwijst, als Hijzelf spreekt en onderwijst voor de opstanding, en als hier, naar onze verklaring, verwezen wordt naar de opstanding van Christus, hoe zou men dan kunnen zeggen dat het voor de opstanding is, dat er dus een oordeel voor het oordeel is? Ik geef u een voorbeeld zodat wij, door middel van voorbeelden, de waarheid kunnen weten. Beeld u iemand in die als rover op heterdaad betrapt wordt, hij wordt in een donkere gevangenis geworpen, hij wordt in de ijzers en kwellingen geworpen. Zeker, hij wacht zijn oordeel af, ondertussen is hij daar niet zonder meteen ook een straf te lijden. In deze zelfde plaats begrijpt hij ook wat hij gaat lijden, hoewel hij nog niet onder de zwaarste straf lijdt, hoewel de oordeelsdag nog niet gekomen is, uit de gevangenis, de duisternis, het vuil, de honger, uit het rinkelen van de ketenen, het zuchten van hen die geketend zijn, de tranen van hen die met hem zijn, daaruit begrijpt hij welke straf voor hem bewaard wordt. Want als de voorboden van de straffen al zo vreselijk zijn, hoe zullen de straffen zelf dan zijn? Als hij nog niet tot het oordeel gekomen is, als zijn straf nog niet volledig is, en hij al vers water verlangt, wat moet hij dan niet lijden na het oordeel?
12. En men moet tegelijkertijd beschouwen dat Abraham in het hiernamaals was, want de Christus was nog niet opgestaan om hem tot het paradijs te leiden. Voor de dood van Christus was niemand tot het paradijs opgevaren, uitgezonderd de moordenaar13De moordenaar aan het kruis. Het ronddraaiende vurige zwaard sloot het paradijs, Gen. 3:24. Niemand kon in het paradijs ingaan dat de Christus gesloten had. De moordenaar ging als eerste in met de Christus. Zijn grote geloof heeft grote beloningen verdiend, want hij heeft niet geloofd toen hij Christus in Zijn regering zag. Hij heeft Hem niet in Zijn heerlijkheid gezien, hij heeft Hem niet daarboven in de hemel gezien, hij heeft de Engelen Hem niet zien dienen, Mark. 1:13, om alles te zeggen: hij heeft Hem niet vrij zien wandelen, maar hij heeft Hem aan het kruis gezien. Hij heeft Hem azijn zien drinken, hij heeft Hem gekroond gezien met doornen, hij heeft Hem vastgespijkerd gezien aan het kruis, hij heeft Hem hulp horen vragen: mijn God, mijn God, zie Mij aan, waarom hebt Gij Mij verlaten, en zo heeft hij geloofd. O menselijke instabiliteit en wisselvalligheid! De Apostelen hadden Hem gevolgd en zij vluchtten, maar hij belijdt de Heere aan het kruis. O Petrus, o Johannes, u die gezegd had: moest ik sterven, ik zal U nooit ontkennen, Mat. 26:35, u belooft en doet niet, maar zie dat een ander, veroordeeld voor moord, doet wat hij niet beloofd had. U bent verdreven van uw plaats, het is de moordenaar die u heeft verdreven, hij is het die, als eerste, met de Christus ingaat in het paradijs14Zoals gezegd was Hieronymus van mening dat het paradijs pas geopend is bij de dood van Christus, en dat de moordenaar daar als eerste in ging.. Wij hebben enerzijds over de moordenaar gesproken, maar wij hebben ons doel niet vergeten. Want wij hadden ons voorgenomen om te spreken over het paradijs, dat niemand voor de komst van Christus in het paradijs geweest is. Laten dus weerkeren tot ons doel. Laat de kroon van de moordenaar ons niet in verwarring brengen, maar laat zij ons aansporen om een dergelijke kroon te ontvangen. Abraham was nog niet in het paradijs, want de Christus was daar nog niet ingegaan met de moordenaar. De Christus is gekomen en Hij heeft geleden, en veel lichamen van heiligen stonden op en werden gezien in de heilige stad, Matt. 27:52, 53. Het kruis van Christus is de sleutel van het paradijs, het kruis van Christus heeft het paradijs geopend. Heeft hij u niet gezegd: het koninkrijk der hemelen lijdt geweld en de gewelddadigen nemen het in, Matt. 11:12? En doet hij, die aan het kruis hangt, geen geweld? Er is geen middenweg: het kruis en daarna het paradijs, maar de grootheid van de smarten, maakt de grootheid van de beloningen.
13. Wij hebben dit in het voorbijgaan gezegd. Bidden wij de Christus dat wij de dief en deze arme Lazarus navolgen. Als de vervolging komt, imiteren wij dan de moordenaar, als het vrede is, imiteren wij dan Lazarus. Als wij als martelaar lijden, wij zullen dadelijk in het paradijs komen, als wij de armoede lijden zullen wij dadelijk in Abrahams schoot komen15Hieronymus leert hier hetzelfde als Tertullianus: alleen de martelaren komen direct na hun dood in het paradijs. De anderen wachten de oordeelsdag af in Abrahams schoot.. Het bloed en de vrede hebben elk hun eigen plaats. De armoede brengt ook haar eigen martelaarschap mee, en het goed gedragen gebrek maakt het martelaarschap, maar het gebrek vanwege Christus, niet vanwege de noodzaak. Hoeveel armen zijn er verder niet die verlangen rijk te zijn en misdaden begaan! Het is dus niet alleen de armoede die gelukzalig maakt, het is de armoede vanwege Christus. Het geloof vreest de honger niet. Hij die de Christus bemint vreest de honger niet, die de Christus bezit, bezit alle rijkdommen. Een zeer wijze koopman heeft al zijn goederen en al zijn parels verkocht, en hij heeft een unieke Parel gekocht, zeer kostbaar, Matt. 13:45, 46. Hij had zeker parels, zeer schoon en kostbaar. Hij had Mozes, hij had Jesaja, hij had Jeremia, de heilige profeten, maar in vergelijking met de Christus heeft hij dat alles als drek beschouwd. Dat is waarom de Apostel zegt: dit wat voor mij winst was, heb ik als drek beschouwd, om de Christus te winnen, Fil. 3:8, dat wil zeggen: om de unieke Parel te kopen. Verder wordt er insgelijks bij een andere profeet gezegd: stop op uw wegen en zoek de weg, Jer. 6:16. Het is alsof hij zei: laat de parels achter en koop met deze parels, de unieke Parel. Stop op uw wegen en zoek de weg. Hij heeft niet gezegd verlaat de wegen, maar stopt op de wegen en zoek de weg: de Christus. Aan Hem de heerlijkheid voor de eeuwen der eeuwen.
Amen
Vertaald uit het Frans, uit: Douze homélies sur des sujets divers, Jérôme, Paris 2018 (sources Chrétiennes 593).
- 1Alle mensen zijn broeders, afstammelingen van één vader. Daarom zijn als één lichaam, en moeten zij elkaar helpen.
- 2Als de eerste reden niet voldoende zou zijn, dan zou de rijke moeten bedenken dat hij zelf ook geholpen zou willen worden als hij in die toestand zou verkeren.
- 3De derde reden om te helpen, de rijke had zoveel goederen dat hij die niet zou missen als hij ze aan Lazarus gaf.
- 4Want hoe ellendiger de persoon er aan toe is die geholpen wordt, hoe prijzenswaardiger de hulp is.
- 5Hieronymus gebruikt hier het woord Tartarus
- 6Hieronymus was van mening dat het paradijs pas geopend werd na de dood van Christus, en dat daarom de rijke man en Lazarus beiden in de hel (of het dodenrijk waren), maar in een ander deel. Verder geeft hij aan dat de schoot van de heiligen toch op een bepaalde manier het paradijs genoemd kan worden, omdat dit een voorproef is van het ware paradijs.
- 7Zijn vader is de wereld, daarop leefde hij in het lichaam. De vijf zintuigen noemt Hieronymus als zijn vijf broeders.
- 8Wie de aarde als vader heeft, heeft zijn zintuigen als broeders en wil hen goed doen. Wie God als Vader heeft, heeft de mensen als broeders en wil hen goed doen.
- 9Alles van het lichaam moet verwaarloosd worden, wil het lichaam behouden worden.
- 10De Heere had deze broeders, of zintuigen, om de mensen te behouden. Hij stond op uit de doden om ook deze broeders te behouden.
- 11Ooievaars, erodii of herodii in de Vulgaat.
- 12Hieronymus hield deze homilie voor de monniken die met hem in het klooster waren.
- 13De moordenaar aan het kruis
- 14Zoals gezegd was Hieronymus van mening dat het paradijs pas geopend is bij de dood van Christus, en dat de moordenaar daar als eerste in ging.
- 15Hieronymus leert hier hetzelfde als Tertullianus: alleen de martelaren komen direct na hun dood in het paradijs. De anderen wachten de oordeelsdag af in Abrahams schoot.