Origenes

Origenes (186 – 254) is één van de meest fascinerende schrijvers uit de oude kerk. Hij was goed onderlegd in de filosofie en wetenschap, en werd door Christenen en heidenen geprezen om zijn kennis. Door zijn beroemde school en door de grote hoeveelheid boeken die hij geschreven heeft, heeft hij een enorme invloed gehad op de ontwikkeling van het Christendom. Hij werd niet alleen bewonderd maar ook hevig bekritiseerd, wat er uiteindelijk in resulteerde dat zijn geschriften meermaals kerkelijk veroordeeld zijn.
Origenes, ook wel Adamantius genoemd, werd rond 186 geboren in Alexandrië, de bekende hoofdstad van Egypte, uit Christelijke ouders. In zijn jeugd werd hij door zijn eigen vader opgevoed en onderwezen, zodat hij van jongs af aan bekend was met de Heilige Schriften. Daarna werd hij onderwezen door Clemens van Alexandrië, die de bestuurder van de Catechiseerschool was. Vervolgens ging hij bij de filosoof Ammonius in de leer. Deze filosoof had in Alexandrië een filosofische school opgericht, die bemiddelde tussen de leer van Plato en Aristoteles, en niet zozeer op hun verschillen focuste. Hij was één van de geleerdste en welsprekendste mannen van zijn tijd, en hij was Christen, zo geboren en opgevoed.
Toen Origenes 16 of 17 jaar oud was werd zijn vader Leonides, gevangen genomen onder de regering van Severus. Origenes schroomde niet om zijn vader in de gevangenis te bezoeken, schreef hem brieven om hem aan te moedigen zodat hij zou volharden. Eén van zijn brieven beëindigde hij met: draag zorg, mijn heer, dat gij om onzentwil niets tegen uw gemoed doet. Zijn vader werd uiteindelijk tot onthoofding veroordeeld, en Origenes zou zijn vader naar de plaats van terechtstelling vergezeld hebben, en mogelijk ook met hem gedood zijn, als zijn moeder alle kleren niet verstopt had, zodat Origenes uit schaamte thuisbleef.
Door de veroordeling van Leonides werden al hun goederen in beslaggenomen en was het gezin erg verarmd. Origenes richtte echter al snel een school op, om zo alles wat hij geleerd had ook weer aan anderen te leren, en in zijn eigen levensonderhoud te voorzien. Hiermee bewees hij niet alleen anderen een gunst, maar hij verdiende ook zoveel dat hij zelf nog kon leren. Daardoor werd hij zo bekend dat hij aangesteld werd als leermeester in de Catechiseerschool van Alexandrië, toen hij nog maar 18 jaar oud was. Hij onderwees alleen nog in de Christelijke religie, bracht ook heidense wijsgeren tot het geloof, die zelfs hun belijdenis met de marteldood verzegelden. Origenes was altijd zeer moedig om martelaren op te zoeken en te bemoedigen, ook als niemand anders dat wilde doen. Hij begeleide ze naar de plek van hun doodstraf, omhelsde ze en begroete ze in het openbaar.
Nadat keizer Severus in het jaar 211 gestorven was, kreeg Origenes het verlangen om de gemeente van Rome te bezoeken. Hij ging daarheen toen Zephyrinus daar bisschop was, maar keerde na ernstig en aanhoudend verzoek van bisschop Demetrius terug naar Athene, om zijn werk in de Catechiseerschool weer op te nemen. Hij nam Heraclas aan als hulp, die de jonge en onbedreven leerlingen onderwees, zodat hij zelf de meer gevorderden kon onderwijzen. Zelf studeerde hij in die tijd Hebreeuws, door een Joods rabbijn werd hij geholpen bij de uitleg van de Schrift.
Door zijn onderwijs, ook in de meetkunde en filosofie, en zijn kennis van de verschillende sekten, hielden ook de heidenen hem voor een uitstekend wijsgeer. Zelfs ketters kwamen om door hem onderwezen te worden, en soms werden zij ook genezen van hun dwalingen. Onder hen was Ambrosius, een vermogend man, die hem later schrijvers ter beschikking stelde en hem stimuleerde om boeken te schrijven. Deze Ambrosius hing eerst de dwalingen van Marcion en Valentinus aan, maar werd door Origenes overtuigd om terug te keren tot de leer van de kerk.
In 215, toen Origenes 29 jaar oud was, vertrok hij naar Caesarea, toen keizer Caracalla naar Alexandrië kwam en daar een enorm bloedbad aanrichtte. Toen de bisschoppen Theoktistus van Caesarea en Alexander van Jeruzalem hoorden dat Origenes aangekomen was, vroegen zij hem om in hun tegenwoordigheid de Schriften te verklaren in de kerk. Toen bisschop Demetrius van Alexandrië hiervan hoorde, liet hij weten dat hij hier niet van gediend was. Hij riep Origenes terug naar Alexandrië, die gehoor gaf aan dit bevel. Daarnaast berispte Demetrius de bisschoppen uit Palestina dat zij ongewijde personen de Schrift hadden laten verklaren, die op hun beurt weer stelden dat Demetrius jaloers was op de bekendheid en roem van Origenes.
Nadat Origenes verschillende keren aan Demetrius gevraagd had om tot ouderling gewijd te worden, wat deze geweigerd had, werd hij in 231 door Demetrius naar Achaje gestuurd. Hij reisde door Caesarea, verbleef bij de bevriende Palestijnse bisschoppen, en vroeg Theoktistus om hem tot ouderling te wijden, wat deze deed. Origenes vervolgde zijn reis naar Achaje en kwam ook Athene, waar hij scholen van de filosofen bezocht en met de meest geleerde mannen omging.
Toen bisschop Demetrius hoorde dat Origenes tot ouderling gewijd was werd hij verbolgen, en sprak een anathema uit over deze daad van ongehoorzaamheid. Hij liet Origenes in twee kerkelijke vergaderingen veroordelen, waarin ook besloten werd dat hij uit Alexandrië verbannen werd, en afgezet werd als ouderling. Volgens Hieronymus was dit uit afgunst, omdat zij de roem van zijn geleerdheid en welsprekendheid niet konden verdragen, en hun glans verloren als sterren voor de zon.
Origenes verliet Alexandrië, waar hij volgens het vonnis van de synode niet mocht blijven, en gaf het bewind over zijn school over aan Heraclas, die na de dood van Demetrius in 232 bisschop van Alexandrië werd. Origenes zelf vestigde zich in Caesarea, en bleef daar als ouderling openlijk preken in de kerk. Daarnaast begon hij daar een school, waar, net als in Alexandrië, een groot aantal studenten op afkwam. Hieronder waren de bekendste Gregorius Thaumaturgus, en zijn broeder Athenodorus. Hij raakte ook goed bevriend met Firmilianus, bisschop van Caesarea.
Rond het jaar 235 werd Maximinus de Thracer keizer, een hard en boosaardig, woest en wreed mens. Hij had weerzin tegen alles wat zijn voorganger gedaan had, en omdat die de Christenen begunstigd had, en zelfs aan het hof plaats geven had, werden door hem de Christenen vervolgd, in het bijzonder de bisschoppen. Origenes schreef bij die gelegenheid zijn boek over het martelaarschap. Hij had zijn schuilplaats bij een zekere Juliana, kreeg daar de boeken van het Oude Testament en werkte aan verschillende boeken. Onder al zijn werken waren zijn verschillende uitgaven van het Oude Testament beroemd, namelijk de Tetrapla, Hexapla en Octapla. In deze uitgaven werden verschillende vertalingen van het Oude Testament naast elkaar getoond. De Tetrapla bevatte vier vertalingen: die van Aquila, van Symmachus, de Septuaginta, en de vertaling van Theodotion. De Hexapla bevatte naast deze vertalingen twee versies van de Hebreeuwse tekst: in Hebreeuwse letters en in Griekse letters. De Octapla had twee extra anonieme Griekse vertalingen, namelijk: de vijfde en de zesde editie. Deze laatste vertalingen bevatten niet het volledige Oude Testament, maar voornamelijk delen van de profeten. Met tekens gaf Origenes het aan als er iets in de Septuaginta tekst stond wat niet in de originele tekst voorkwam, of als er juist tekst ontbrak. Dit was een groot werk, maar zeer nuttig en werd door zijn tijdgenoten ‘opus ecclesia’ genoemd: het werk van de kerk. Hieronymus beschrijft hem hierom als het onsterfelijk verstand.
Tussen 238 en 244 schijnt Origenes een tweede reis naar Athene gemaakt te hebben, want hij voltooide daar zijn uitleg over Ezechiël, en begon aan de uitleg van het Hooglied van Salomo, waarvan hij vijf boeken in Athene schreef, en de overige na zijn terugkeer in Caesarea. Ondanks dat Origenes nu ongeveer 60 jaar oud was, bleef hij ijverig preken en schrijven. Onder andere schreef hij toen zijn bekende werk: contra Celsum.
Onder keizer Decius, die de kerk vervolgde, werd Origenes gevangen genomen, en in een kerker op de grond gelegd met een keten om zijn hals, en zijn voeten in een stok met wijd uitstaande gaten. De vervolgers deden hun best om hem tot afkeer te bewegen, maar tevergeefs. Waarschijnlijk was het sterven van keizer Decius de reden waardoor Origenes vrij kwam uit de gevangenis, en hij dus niet als martelaar stierf. Hij leefde nog een paar jaar en stierf in254, het eerste jaar van keizer Valerianus.
Bij de meeste mensen eindigt hun levensbeschrijving met hun dood, maar niet bij Origenes. Hoewel veel mensen de werken van Origenes bewonderden, heeft het hem nooit aan kritiek ontbroken. Dit was al zo tijdens zijn leven, maar is daarna niet opgehouden. Zo raakte Hieronymus over standpunten van Origenes in een heftige polemiek verwikkeld met bisschop Johannes van Jeruzalem en Rufinus van Aquileia. Toch had ook Hieronymus naast zijn kritiek lof voor Origenes, zo schreef hij bijvoorbeeld dat de werken van Origenes vol grootsheid zijn, en dat er veel vermakelijkheid in te vinden is.
In 400 of 401 werd door bisschop Theophilus van Alexandrië een veroordeling uitgesproken tegen Origenes, niet alleen tegen zijn dwalingen, maar tegen al zijn werken. Dit was echter niet de enige keer dat Origenes veroordeeld werd. In het jaar 541 kreeg de latere paus Pelagius het gedaan dat Origenes opnieuw veroordeeld werd. In 553 werd een algemeen concilie bijeengeroepen in Constantinopel (het 5e) en hierop werd deze veroordeling bekrachtigd. Ook op het 6e (680-681) en 8e (869) algemene concilie is Origenes veroordeeld.
Naast sommige terechte kritiekpunten op Origenes zijn er ook verontschuldigingen aan te dragen. Origenes was een veelschrijver, hij stond bekend om het enorme aantal boeken dat hij geschreven heeft. Zo zeggen sommigen dat zij niemand kenden die zoveel boeken geschreven heeft als hij, en Hieronymus schreef over hem: wie van ons kan zoveel lezen als hij geschreven heeft? Wie zou niet verwonderd staan over zijn brandende ijver en lust voor en in de Heilige Schriften? Deze grote hoeveelheid kwam de nauwkeurigheid en volledigheid van uitdrukken echter niet altijd ten goede. Daarnaast bracht Origenes ook geen correcties aan in eerder geschreven boeken, dit in tegenstelling tot Augustinus, die aan het einde van zijn leven zijn ‘Retractationes’ uitgaf, om correcties aan te brengen in zijn verschenen werken.
Daarnaast waren niet alle boeken van Origenes bedoeld om publiek gelezen te worden. Sommige boeken had hij voor zijn vrienden samengesteld, van wie hij wist hoe zij die boeken zouden lezen. Onder deze boeken die alleen voor zijn vrienden geschreven waren, waren er verschillende die veel onrust veroorzaakten toen zij algemeen bekend werden.
Ook had hij de gewoonte om bepaalde dingen te onderzoeken, zichzelf vragen te stellen en die te beantwoorden. Deze beantwoording was echter niet wat hij vaststaand stelde, maar meer een soort hypothese, waarbij hij ook aangaf dat hij ieder zou volgen die een beter antwoord zou geven. Ook in de polemiek tussen Hieronymus en Rufinus kwam dit naar voren.
Daarbij kan nog opgemerkt worden dat Origenes nooit iets gesteld heeft wat tegen de officiële leer van de kerk inging. De kritiek was gericht op zijn geschriften over onderwerpen waar in zijn tijd nog geen kerkelijke uitspraken over gedaan werden. Want verder had hij als stelregel dat men de leer van de Kerk, zoals die door de Apostelen overgeleverd was, moest bewaren. Ook Athanasius verwijt Origenes niets, en bisschop Theotimus van Scytië schreef aan Theophilus en Epiphanius (die de boeken van Origenes veroordeeld wilden hebben) dat hij niemand, die zozeer geacht werd vanwege zijn Godsvrucht en ouderdom, die schande wilde aandoen om te veroordelen wat zijn voorvaderen nooit veroordeeld hadden.
Tot slot werden geschriften van Origenes vervalst. Hier klaagde hij zelf al over tijdens zijn leven, en ook Rufinus stelt dat verschillende geschriften van Origenes vervalst zijn.