In deze brief aan Evangelius gaat Hieronymus in op de vraag wie de koning-priester Melchizedek was, en hoe deze Melchizedek een type was van Gods Zoon. Om deze vraag te beantwoorden onderzoekt hij de werken van Origenes, de Griekse kerkvaders en de Joden.
1. U hebt mij een boek gezonden zonder de naam van de auteur, en ik weet niet of u de naam weggelaten hebt in de titel, of dat de auteur zelf zich niet heeft willen blootgeven, om het gevaar van discussie te vermijden. Toen ik het las begreep ik dat hij zich de taak opgelegd had, redenerend over het zo beroemde vraagstuk van de hogepriester Melchizedek, om aan te tonen dat diegene die de grote patriarch zegende, geen eenvoudig sterveling was, en deel had aan de Goddelijke natuur. Hij eindigde door te durven stellen dat de Heilige Geest Abraham tegemoet was gegaan en zich vertoond had onder de figuur van een man. Wat de vraag betreft hoe de Heilige Geest brood en wijn zou kunnen offeren, en de tiende ontvangen van Abrahamsā roof van de vier verslagen koningen: hij heeft deze vraag zelfs niet aangestipt. U vraagt mij dus om voor u uiteen te zetten wat ik over deze schrijver denk en over het onderwerp zelf. Ik beken dat ik mijn mening verborgen wilde houden, en mij niet wilde mengen in een debat wat niet zonder gevaar is en in kritiek resulteert, want ik was ervan overtuigd dat ik mensen ontevreden zou maken, wat ik ook zou zeggen. Na echter uw brief opnieuw gelezen te hebben en de dringende verzoeken die op de laatste pagina tot mij gericht worden, heb ik gemeend uw verzoek niet te kunnen afwijzen, en heb ik mij ertoe gebracht de boeken van de ouden door te bladeren, om mij ervan te verzekeren wat ieder onderwijst, en om u zo te antwoorden, als raad gehouden hebbend in een talrijke vergadering.
2. En vooraf kwam ik de eerste homilie van Origenes over Melchizedek tegen, en in deze verklaring van Genesis, komt de auteur ertoe te verklaren dat deze priester een Engel was, hiertoe gebracht door de uitgestrektheid van zijn onderzoek. Welnu, om zijn hypothese te bevestigen gebruikt hij min of meer dezelfde argumenten als uw schrijver gebruikt om de zijne te bevestigen. Daarna ben ik overgegaan naar Didymus, zijn discipel, en ik heb een man gezien die volledig vertrouwt op de mening van de meester. Vervolgens heb ik Hippolytus, Ireneüs, Eusebius van Caesarea, en die van Emesa geraadpleegd, en onze Eustachius, die als eerste van de Antiocheense bisschoppen zijn trompetgeschal heeft laten klinken in de strijd tegen Arius, en ik heb geconstateerd dat zij allen, met verschillende argumenten en over verschillende wegen, tot dezelfde conclusie komen, en verklaren dat Melchizedek een KanaƤniet was, koning van die stad die eerst āSalemā genoemd werd, daarna āJebusā, en tot slot āJeruzalemā. Zij voegen toe dat men er zich niet over moet verbazen dat hij ons voorgesteld wordt als priester van de Allerhoogste zonder de besnijdenis, de wettelijke ceremoniĆ«n en het geslacht van AƤron, want ook Abel, Henoch en Noach hebben slachtoffers gebracht en waren God aangenaam. Wij zien insgelijks in het boek van Job dat deze patriarch offers bracht, de gewijde ambten vervulde, en iedere dag beesten slachtte voor zijn kinderen, Job 1. Zij voegen toe dat Job geenszins uit het geslacht van Levi kwam, maar van Ezau afstamde, hoewel de HebreeĆ«n iets anders beweren.
3. Maar, net zoals Noach, hoewel hij dronken werd in zijn tent, en daardoor een voorwerp van spot werd voor zijn tweede zoon, vanwege zijn naaktheid, de afbeelding werd van de Zaligmaker, en Cham die van het Joodse volk, Gen. 9; net zoals ook Simson, die verliefd geworden was op een arme vleister: Delila, meer vijanden doodde in zijn sterven dan hij tijdens zijn leven had verslagen, en zo op een bepaalde manier het lijden van Christus symboliseerde, Rich. 16; net zoals verder bijna alle heilige patriarchen en profeten op een bepaalde manier de figuur van de Zaligmaker vooraf hebben voorgesteld; net zo heeft Melchizedek, juist omdat hij KanaƤniet was, en niet van het Joodse ras, het priesterschap van Gods Zoon vooraf afgebeeld. Ziedaar waarom tot Hem gezegd wordt in de 110e psalm: Gij zijt priester voor de eeuwigheid, naar de orde van Melchizedek, Psalm 110:4. Deze orde wordt op verschillende manieren verklaard: Melchizedek was alleen en koning en priester; zijn priesterschap was de besnijdenis voorafgegaan, zodat de heidenen het priesterschap niet van de Joden ontvangen hebben, maar precies het tegenovergestelde; hij was niet gezalfd met de gewijde olie, zoals de wetten van Mozes voorschreven, Ex. 30:30, maar met de olie van vreugde en van zuiverheid van het geloof; hij heeft geen slachtoffers van vlees en bloed gebracht, of de ingewanden van dieren in zijn handen gehouden, maar, door brood en wijn te offeren, heeft hij door een zuiver offer het sacrament van Christus voorgebeeld. Het zou niet moeilijk zijn voor mij om deze parallel door te trekken, als de kortheid van een brief mij dat zou toestaan.
4. Verder wordt veel uitvoeriger verklaard in de brief aan de HebreeĆ«n, hoofdstuk 7, die door alle Grieken toegelaten wordt1Namelijk tot de canon van de Bijbel. en door een groot aantal Latijnen, dat Melchizedek, dat wil zeggen: āde rechtvaardige koningā, regeerde over āSalemā, of ook wel āde koning van de vredeā, zonder vader en moeder was, in ƩƩn woord: zonder genealogie. Men ziet daarin eveneens wat dit woord betekent, want men moet daarom niet beweren dat hij daadwerkelijk geen vader of moeder had, waar ook de Christus zelf een Vader en een moeder had, naar Zijn dubbele natuur. Dit betekent slechts dat hij ons plotseling verscheen in Genesis, en Abraham tegemoet ging, toen hij terugkeerde van het verslaan van de vijanden, en dat zijn naam verder niet meer in dit boek geschreven wordt, noch daarvoor, noch daarna. Welnu, de Apostel bevestigt dat het priesterschap van AƤron, ofwel van het Joodse volk, een begin heeft gehad en ook een einde moest hebben, terwijl dat van Melchizedek, ofwel van Christus en van de Kerk, eeuwig duurt, hetzij in het verleden, hetzij in de toekomst, en dat dit geen mens als insteller heeft. Ook onderwijst hij dat de wet moet veranderen, Ā als het priesterschap overgedragen wordt, en dat het woord van de Heere zich zal voortplanten, niet door de dienstmaagd Hagar en door de berg van SinaĆÆ, maar door de vrije vrouw Sara en door de citadel van Sion, Gal. 4; en dat Gods wet uit Jeruzalem moet uitgaan, Jes. 3:2. Hij wijst vooraf op de complexiteit, door zich als volgt uit te drukken: daarover zouden wij veel te zeggen hebben, en onze verhandeling zou verder onbegrijpelijk zijn, Hebr. 5:1. Het is niet zo dat de Apostel dit niet zou hebben kunnen verklaren, maar dat het tijdperk een dergelijke openbaring niet zou verdragen. Hij sprak tot Joden, en niet tot gelovigen. Hij kon hun dus niet zonder onderscheid de Christelijke geheimen overleveren. Als dit uitverkoren vat stom blijft van verbazing, en datgene waarover hij wil spreken onuitsprekelijk verklaart, met hoeveel meer reden moeten wij dan, wormen, nietige insecten, belijden slechts onwetendheid te kennen, en een groot huis slechts door een nauwe opening te tonen, als wij deze twee priesterschappen beschouwen die door de Apostel vergeleken worden: die van het oude en die van het nieuwe volk? In heel deze lange discussie, heeft hij slechts als doel vast te stellen dat er, voor Levi en AƤron, een priester gekomen is uit het heidendom: Melchizedek, wiens verdienste zoveel groter was dat hij de toekomstige Joodse priesters heeft kunnen zegenen in de persoon van hun vader Abraham. Alles wat vervolgens geschreven wordt tot lof van Melchizedek, heeft betrekking op het type van Christus, en moet haar vervulling vinden in de sacramenten van de Kerk.
5. Ziedaar wat ik in de werken van de Grieken gelezen heb, en, zoals men een groot landschap tot kleine verhoudingen terugbrengt op een schilderij, zo heb ik alles willen samenvatten in wat essentiĆ«le punten, en niet hun gedachten en hun uitweidingen willen volgen, en u kunt zo uit een korte brief leren wat de mening van een groot aantal is. Maar, aangezien u mij met zoveel toegenegenheid en vertrouwen ondervraagt, moet ik u ook al mijn onderzoeken op dit punt indruppelen, en u de mening meedelen van de HebreeĆ«n zelf. Opdat niets ontbreke en uw terechte nieuwsgierigheid volledig voldaan zij, geef ik u de Hebreeuwse woorden onder ogen: UMELCHISEDEC MELEC SALEM HOSI LEHEM VAJAIN, UHU CHOEN LEEL ELION: VAIBAR CHEU VAIOMER BARUCH ABRAM LEEL ELION CONE SAMAIM VA ARES: UBARUCH EL ELION ESER MAGGEN SARACH BIADACH VAJETHEN LO MAASER MECCHOL. Ziehier hoe wij deze passage kunnen weergeven: en Melchizedek, koning van Salem, presenteerde brood en wijn, want hij was priester van de allerhoogste God. Hij zegende hem, sprekende: gezegend zij Abraham door de allerhoogste God, die de hemel en de aarde geschapen heeft, en gezegend zij de allerhoogste God, die uw vijanden in uw handen overgeleverd heeft. En Abraham gaf hem de tiende van alles, Gen. 14:18 – 20. Men beweert dat deze priester Sem was, de eerste zoon van Noach, en dat hij, bij de geboorte van Abraham, 390 jaar oud was, wat men op de volgende manier optelt: Sem, die in het tweede jaar na de zondvloed 100 jaar oud was, genereerde Arfachsad, en leefde daarna 500 jaar, in totaal 600 jaar, Gen. 11:10, 11. Arfachsad genereerde Selah toen hij 35 jaar oud was, die zelf Heber genereerde toen hij 30 jaar oud was, die op zijn beurt de vader van Peleg werd, op de leeftijd van 34 jaar, zoals wij dat lezen in de Schrift, Gen. 11:12 – 16. Peleg genereerde Rehu, nadat 30 jaar voorbijgegaan waren, die de vader van Serug werd, na zijn 32e jaar, Serug genereerde Nahor, toen hij de leeftijd van 30 jaar had bereikt, die op 29 jarige leeftijd Terah gewon, en wij lezen dat hij, als zeventigjarige, Abram, Nahor en Aran genereerde, Gen. 11:17 – 26. Tel nu het aantal jaar van elke generatie op, en u zult bevinden dat er vanaf Sems geboorte tot aan die van Abraham 390 jaar verstreken zijn. Welnu, Abraham stierf toen hij 175 jaar oud was. Wij zien dus dat Sem zijn nakomeling in de 10e graad 35 jaar overleefde.
6. Men voegt nog toe dat, tot aan het priesterschap van AƤron, alle eerstgeborenen in de geslachtslijn van Noach, waarvan wij de volgorde en serie lezen in de heilige boeken, priesters waren, God offers brachten, en dat dit het eerstgeboorterecht was wat Ezau aan zijn broer Jacob verkocht, Gen. 25:33. Men moet zich er dus niet over verbazen dat Melchizedek Abraham tegemoet ging toen hij als overwinnaar terugkeerde; dat hij hem brood en wijn aanbood, om zijn krachten te herstellen en die van zijn strijders; dat hij hem zegende, wat hij zijn achterkleinzoon verplicht was, en tot slot, dat hij van hem een tiende ontving van de roof, een vrucht van de overwinning. Toch is hier een meerduidigheid: hijzelf zou de tiende van zijn goederen gegeven kunnen hebben, en in dat geval de oude vrijgevigheid vernieuwd kunnen hebben. Beide betekenissen zijn toelaatbaar, hetzij volgens de Hebreeuwse tekst, hetzij volgens de versie van de zeventig: hij zou een tiende van de roof gehad kunnen hebben, zoals hij ook een tiende van zijn goederen gegeven zou kunnen hebben. Maar de Apostel verklaart in zijn brief aan de Hebreeƫn, hoofdstuk 7, op de meest formele manier dat niet Abraham de tiende ontving van Melchizedeks rijkdom, maar dat het in tegendeel Melchizedek was, die de tiende ontving van de roof, Hebr. 7:2.
7. Salem wijst de stad Jeruzalem niet aan, zoals Josephus en al onze verklaarders gedacht hebben, waar deze naam duidelijk niet samengesteld kon zijn uit twee verschillende talen: het Grieks en het Hebreeuws, dat zou absurd zijn2Namelijk als samenvoeging van het Griekse hieros: heilig, en het Hebreeuwse salem: vrede, hoewel Jeruzalem in psalm 76:3 wel Salem wordt genoemd.. Het wijst op een sterke plaats die gesitueerd is bij Scythopolis, en die tot onze dagen nog Salem genoemd wordt. Men toont daar het paleis van Melchizedek, wat door de grootte van haar ruïnes getuigt van de luister van de oude constructies. Ziehier wat wij in dit opzicht lezen aan het eind van Genesis: Jacob keerde terug naar Sukkoth, dat betekent: de tabernakels, en daar bouwde hij huizen voor zich en richtte tenten op. Daarna reisde hij tot aan Salem, een stad in de buurt van Sichem, die in het land van Kanaän ligt, Gen. 33:17, 18.
8. Wij moeten ook opmerken, dat Abraham, toen hij terugkeerde nadat hij de overwinning behaald had op zijn vijanden, die hij tot Dan vervolgd had, vandaag Panias3Panias was ƩƩn van de bronnen van de Jordaan, gelegen bij Caesarea Filippi, tegenwoordig Banias genoemd. genoemd, dat hij op zijn route niet de omgeving van Jeruzalem naderde, maar de versterkte plaats van de stad Sichem; en wij vinden bovendien in het Evangelie de volgende schets: Johannes was aan het dopen in Enon, vlakbij Salim, omdat daar overvloedige wateren waren, Joh. 3:23. En het maakt weinig uit of in het Latijn āSalemā of āSalimā geschreven staat, waar de HebreeĆ«n bijna nooit klinkers gebruiken in de woorden, en de uitspraak vrij staat, en de tonen en de accenten variĆ«ren afhankelijk van het idee van de lezers en het verschil tussen landstreken.
9. Ziedaar wat wij geleerd hebben van de geleerdste mannen van dit volk, en die zijn er zover van verwijderd om Melchizedek voor de Heilige Geest of voor een Engel te houden, dat zij met een absolute zekerheid de naam āmanā opschrijven. Inderdaad, aangezien er gezegd is, vanwege deze overeenkomst met het type dat het priesterschap van Christus geen einde zal hebben, aangezien Hij zelf, koning en priester, ons gegeven heeft een koninklijk en priesterlijk geslacht te zijn, 1 Petr. 2:9, de twee muren verenigd heeft als de hoeksteen, en van twee kudden slechts ƩƩn gemaakt heeft als de goede herder, Efe. 2:16, is het absurd om dit alles in een allegorische zin te verklaren, om zo de waarheid van de feiten te vernietigen, en te beweren dat hij geen koning geweest is, dat het een Engel is die zich onder een menselijke verschijning getoond heeft, bovenal dan, als de HebreeĆ«n geen enkel middel veronachtzamen om aan te tonen dat Melchizedek, de koning van Salem, zelf heilig was: de zoon van Noach, en dat zij deze passage van het heilige boek hierop betrekken: welnu, de koning van Sodom ging uit om hem te ontmoeten, om Abraham te ontmoeten, daar kan men niet aan twijfelen, nadat hij Kedor-Laomer in stukken gehouwen had en de andere koningen in de vallei van Schave, die de vallei van de koning is, Gen. 14:16, 17. Daarna komt de tekst: en Melchizedek, koning van Salem, bood hem brood en wijn aan, Gen. 14:18. Als hier dus de stad of de vallei van de koning is, of wel, volgens de vertaling van de zeventig: het land wat vandaag Ajalon genoemd wordt, door de inwoners van Palestina, dan was diegene die over een vallei en over een aardse stad regeerde duidelijk een mens.
10. U weet nu wat ik verzameld heb, wat ik gelezen heb over Melchizedek. De getuigen oproepen was mijn taak, het is aan u om te oordelen over de mate van geloof die hun getuigenis verdient4Zoals Hieronymus impliceert in paragraaf 3 en 4 stemt de verklaring van de Grieken het best overeen met de redenering van de Apostel. Juist omdat hij KanaƤniet was, en niet van het Joodse ras, schrijft Hieronymus, beeldde Melchizedek het priesterschap van Gods Zoon af.
De Apostel schrijft dat Melchizedek zonder vader, zonder moeder en zonder geslachtsrekening was, en geen begin van dagen en geen einde van het leven had, Hebr. 7:3. Als Sem en Melchizedek dezelfde persoon zouden zijn, dan zou de redenering van de Apostel onjuist zijn, want het geslachtsregister van Sem is ons wel bekend, en als het priesterschap erfelijk overgegaan zou zijn op de eerstgeborenen na Noach, dan zou het priesterschap van Melchizedek niet fundamenteel anders geweest zijn dan dat van AƤron.
Tot slot is het onwaarschijnlijk dat Sem koning en priester geweest zou zijn onder de Kanaänieten, de nakomelingen van zijn broer Cham.. Als u ze allen afwijst, dan zult u zeker uw geestelijke verklaarder niet aannemen, die, niet minder onkundig om te spreken dan ontbloot van kennis, met zoveel zekerheid en trots verkondigt dat Melchizedek de Heilige Geest was, en zo bewijst hij de waarheid van wat de Grieken zingen: de onkunde geeft het vertrouwen, de kennis zet aan tot terughoudendheid5Thucydides. Wat mij betreft: na een lange ziekte, heb ik mij tijdens de vasten nauwelijks kunnen ontdoen van de koorts, en toen ik mij ertoe zette om mij met een ander werk bezig te houden heb ik de weinige dagen die overbleven gewijd aan de verklaring van de heilige Mattheüs. Ik heb met een dergelijke ijver mijn onderbroken studies weer opgepakt, dat een werk, nuttig om mijn tong te ontbinden, schadelijk is gebleken voor mijn gezondheid.
Vertaald uit het Frans, uit: Åuvres complĆØtes de saint JĆ©rĆ“me, tome premier, Paris 1877.
- 1Namelijk tot de canon van de Bijbel.
- 2Namelijk als samenvoeging van het Griekse hieros: heilig, en het Hebreeuwse salem: vrede, hoewel Jeruzalem in psalm 76:3 wel Salem wordt genoemd.
- 3Panias was ƩƩn van de bronnen van de Jordaan, gelegen bij Caesarea Filippi, tegenwoordig Banias genoemd.
- 4Zoals Hieronymus impliceert in paragraaf 3 en 4 stemt de verklaring van de Grieken het best overeen met de redenering van de Apostel. Juist omdat hij KanaƤniet was, en niet van het Joodse ras, schrijft Hieronymus, beeldde Melchizedek het priesterschap van Gods Zoon af.
De Apostel schrijft dat Melchizedek zonder vader, zonder moeder en zonder geslachtsrekening was, en geen begin van dagen en geen einde van het leven had, Hebr. 7:3. Als Sem en Melchizedek dezelfde persoon zouden zijn, dan zou de redenering van de Apostel onjuist zijn, want het geslachtsregister van Sem is ons wel bekend, en als het priesterschap erfelijk overgegaan zou zijn op de eerstgeborenen na Noach, dan zou het priesterschap van Melchizedek niet fundamenteel anders geweest zijn dan dat van AƤron.
Tot slot is het onwaarschijnlijk dat Sem koning en priester geweest zou zijn onder de KanaƤnieten, de nakomelingen van zijn broer Cham. - 5Thucydides