Wat is de betekenis van āde HEERE rook een aangename geurā, Gen. 8:21?
Dit wijst op Gods vriendelijkheid richting Noach, niet dat Hij ingenomen was met de geur. Niets stinkt erger dan brandende botten, maar God prees de houding van de offeraar. God heeft geen lichaam, wat in delen verdeeld zou zijn, zodat wij ons Hem zouden kunnen inbeelden met een neus, want reuk komt door de neus. Dus beloonde Hij Noach met de zegen, en aangezien hij het zaad van het (menselijk) geslacht was, de wortel van de menselijke natuur, en een tweede Adam, gaf God hem de zegen, die de eerste Adam direct na zijn schepping ontvangen had: āneem toe, vermenigvuldig, vervul de aarde, en onderwerp haar. Vrees voor u en verschrikking voor u zal zijn op alle dieren van de aarde, op alle vogels van de hemel, op alles wat beweegt op aarde, en op alle vissen van de zee: Ik heb ze onder uw heerschappij gesteldā, Gen. 9:1, 2. Het woord werd vervuld. Alle dingen vreesden zelfs voor de schaduw van de mens: die zwemmen, die op het land zijn en die vliegen. Toen Hij daarna de wet over het eten van vlees gaf, gebood Hij Noach om vlees te eten evenals groenten.
Vertaald uit het Engels, uit: The Questions on the Octateuch, Washington 2007.