In deze brief aan Marcella beantwoordt Hieronymus de vraag die zij gesteld had over de betekenis van het woord ‘diapsalma’ in de Septuaginta, wat gebruikt is als vertaling voor het Hebreeuwse woord ‘sela’. Hieronymus had deze vraag eerst niet beantwoord, maar omdat zij de vraag opnieuw gesteld had geeft hij alsnog antwoord.
1. Dat wat wij ontvangen hebben moeten wij met rente teruggeven, een grote rente wordt ook geboren uit het uitstel. U hebt me mijn mening gevraagd over het ādiapsalmaā, en ik heb mij verontschuldigd om u niet te antwoorden, door te beweren dat de stof voor een boek niet besloten zou kunnen worden in een brief, die noodzakelijkerwijs kort moet zijn. Maar wat doen deze redenen ten opzichte van mijn rente? De stilte heeft nergens anders toe gediend dan om uw verlangen des te ongeduldiger te maken. Waar ik dan uw afwachten niet wilde verlengen, zal ik u weinig geven, waar ik u niet veel kan geven.
2. Velen hebben gezegd dat het diapsalma een verandering is in de dichterlijke maat, anderen zien hierin een rustpunt, weer anderen het begin van een nieuwe gedachte. Er zijn er die het houden voor een markering van het ritme, en aangezien de stemmen zich vroeger bij de instrumenten in de psalmen voegden, werden de stilten misschien ook aangewezen. Niets van dit alles lijkt ons waarschijnlijk, want Aquila, deze zo ijverige onderzoeker van Hebreeuwse uitdrukkingen vertaalt het woord āselaā, wat dezelfde gedachte weergeeft als ādiapsalmaā, en wat uit drie letters bestaat: Samech, Lamed, He, overal als āaltijdā. Wij vinden het soms zelfs aan het eind van de psalmen, bijvoorbeeld van de 3e, waar wij lezen: Gij hebt de tanden van de zondaars verbrijzeld. De Heere is de auteur van de zaligheid. Uw zegen is over Uw volk, sela, dat wil zeggen: altijd, Psalm 3:9. Hetzelfde aan het eind van de 24e: wie is deze Koning der heerlijkheid? De Heere der krachten is zelf deze Koning der heerlijkheid, altijd, Psalm 24:10. En soms vindt men het woord niet in Psalmen die uit een groot aantal verzen samengesteld zijn, zoals in de 37e, de 78e, de 119e. Het is verder waar dat de 10e psalm als titel draagt: ālied van de diapsalmaā, en toch, als ādiapsalmaā een stilte aanwijst, zoals velen denken: het is niet mogelijk een lied van de stilte uit te geven.
3. Wij leiden hieruit af dat dit woord een verbinding is tussen dat wat voorafgaat en dat wat volgt, of wat de eeuwige duur van de neergeschreven waarheden beter bevestigt. Zo in de 3e psalm: velen zeggen tegen mijn ziel dat er voor haar geen zaligheid in God is, altijd, Psalm 3:3, en opnieuw: ik heb mijn stem tot de Heere verheven, en Hij heeft mij verhoord van de hoogte van Zijn heilige berg, altijd, Psalm 3:5. En in de 4e: waarom hebt Gij de ijdelheid lief, en zoekt gij de leugen, altijd, Psalm 4:3? Dat wat gij in uw harten zegt, overdenkt gij met bitterheid op uw bed, altijd, Psalm 4:5. Wij zien in Habakuk: God zal komen van Theman, en de Heilige van de berg van Paran, altijd, Hab. 3:3. De eden die Gij tot de stammen gericht hebt, altijd, Hab. 3:9.
4. Wij moeten weten dat bij de HebreeĆ«n, men de gewoonte had om aan het eind van de boeken ƩƩn van deze drie woorden toe te voegen: amen, sela of shalom. Dit laatste woord betekent āvredeā, daarom betekent Salomo āde vreedzameā. Net zoals wij dan de gewoonte hebben, om aan het einde van een werk van enig belang, een woord te plaatsen wat het onderscheidt van dat wat zal volgen, zoals āhier eindigtā, of āgelukkig voltooidā, zo hebben ook de HebreeĆ«n de gewoonte om āamenā toe te voegen, om te bevestigen wat voorafgaat, ofwel āselaā, āvoor altijdā, om het vervolg aan te bevelen, of verder, als teken van voldoening, sluiten zij af door een wens van vrede.
5. Ziedaar wat wij geput hebben uit de bron van het Hebreeuws zelf, terwijl wij ons niet lieten meevoeren door een ingebeelde herkomst, noch ons lieten afkeren door verschillende dwalingen waarmee de wereld overspoeld wordt. Wij hebben geen ander verlangen, dan het leren en het onderwijzen van de pure waarheid. Als dit u niet teveel ergernis zal geven, zal ik voor u woord voor woord de mening van Origenes vertalen over het diapsalma. Als u het nieuwe woord minacht, zult u misschien aangetrokken worden door de autoriteit van een oude wijn.
6. Terwijl ik aanhoudend zocht waarom in bepaalde psalmen het woord ādiapsalmaā ingevoegd is, heb ik eerst in het Hebreeuws gezocht, en dat daarna met het Grieks vergeleken. Mijn naspeuringen hebben mij ertoe gebracht vast te stellen, dat daar waar in het Hebreeuws āselaā staat, wat in het Grieks weergegeven wordt door āaltijdā, of een andere soortgelijke uitdrukking, de Zeventig, Theodotion en Symmachus dat vertaald hebben met ādiapsalmaā. Het zal niet onnut zijn om wat wij zeggen met voorbeelden te bevestigen. In de 75e psalm, die zo begint: wij loven U, o God, wij loven U, en roepen Uw naam aan, na deze woorden: ik heb zijn pilaren versterkt, Psalm 75:4, plaatsen de Zeventig, Theodotion en Symmachus ādiapsalmaā, terwijl wij in Aquila lezen: ik heb zijn pilaren gewogen, altijd. De vijfde editie luidt: ik ben het die zijn pilaren bereid heeft, voortdurend, en de zesde verwisselt het idee van bevestigen met dat van bereiden. Welnu, in de Hebreeuwse tekst komt na āamudaā, wat āpilarenā betekent, āselaā. In de volgende psalm, die als volgt begint: God is bekend in Judea, schrijven de Zeventig en Theodotion ādiapsalmaā na de woorden: het schild, de lans en de oorlog, Psalm 76:4, wat Symmachus ook doet, terwijl hij de lans verwisselt voor het zwaard. Aquila vertaalt verder: het schild, het zwaard en de oorlog, altijd. Zo staat het ook in de vijfde editie, maar in de zesde is het woord āaltijdā vervangen door: ātot aan het eindeā. In de Hebreeuwse tekst staat er na āumalamā, wat āen de oorlogā betekent, āselaā. En in dezelfde psalm deze woorden: om diegenen te behouden die de zachtmoedigheid op de aarde beoefenen, diapsalma, Psalm 76:10. Ook in Symmachus ādiapsalmaā, āaltijdā in Aquila en de vijfde editie, ātot aan het eindeā in de zesde. Het Hebreeuws luidt āanie aresā, wat wil zeggen: āde zachtmoedigen van de aardeā, en daarna: āselaā. Nadat wij de tekst van elke editie zo hebben gevonden, hebben wij deze opmerkingen gemaakt. Om nu vast te stellen of de verklaarders reden gehad hebben om ādiapsalmaā te zien als het teken van een verandering van toon of van ritme, of dat zelfs ook op een andere manier opgevat hebben, laat ik aan uw oordeel over.
7. Ziedaar hoe Origenes zich uitdrukt, en wij hebben het in deze kwestie beter gevonden ons te houden aan wat hij getast heeft, dan dat wij ons werpen in de dwaze wetenschap van de onwetenden.
Vertaald uit het Frans, uit: Åuvres complĆØtes de saint JĆ©rĆ“me, tome premier, Paris 1877.